Historie van de Oldijk - Ezinge

1826, het begin van ’t Veloatje

Het moet rond 1826 zijn geweest, toen koopman Gerrit Arends Arends, een winkelierszoon uit Ezinge, besloot om een klein stukje land van IJzebrand Klasen de Boer te kopen, de landbouwer van Schoorsterweg 6. Het lag op een punt land, dat door de aanleg van het Oldehoofsche kanaal van zijn landerijen was afgesneden. Het stukje grond dat hij aankocht was net genoeg om het voorhuis op te bouwen met een smal strookje grond er om heen. (Bij drainagewerkzaamheden kwam men nog een kadasterpaaltje in de grond tegen, dat ca. 50cm van de buitenmuur af stond).
Toen de belastingdienst IJzebrand Klasen de Boer in 1829 (ook) aansloeg voor ’t Veloatje stuurde hij dit briefje aan de Dienst:


`

“Ondergetekende Izebrand Klazen de Boer geeft door dezen met de verschuldigde eerbied te kennen dat het huis voorkomende op zijn biljet (no 20 Kadaster) niet aan hem behoort maar aan G Arends te Ezinghe (het Perceel is genummerd 38a van Sectie A) Verzoeke door dezen dat het Gemeentebestuur van Ezinghe hier op het nodige regard mag slaan dat dit perceel geredresseerd worde”

Dit memo hing aan de “Lijst der Eigendommen” van Izebrand Klaassens de Boer. Deze lijsten werden door de inspecteur van het Kadaster opgesteld tussen 1816 en 1830 om de kadastrale grootte van alle percelen in die tijd vast te stellen.
“Het perceelsgewijze kadaster, in Frankrijk bij de wet van 15 September 1807 vastgesteld, werd met 1 Januari 1812 ook over de bij het Fransche keizerrijk ingelijfde Nederlandsche gewesten uitgestrekt: in 1812 werd een begin gemaakt met de opmetingen; alle bewerkingen geschiedden volgens de voorschriften, neergelegd in het “Recueil Méthodique des Lois, Décrets, Réglements, Instructions et Décisions sur le Cadastre de la France, approuvé par le Ministre des Finances. Traduit et imprimé par ordre du Conseiller d’Etat, Intendant Général des Finances et du Trésor Impérial en Hollande. Se trouve chez Doorman et Comp., Amsterdam,Warmoesstraat n°. 200. 1812”.(Fransche en Hollandsche tekst). De voorschriften van het Recueil Méthodique zijn nog lang na den Franschen tijd van kracht gebleven, al hebben latere besluiten allerlei wijzigingen in de oorspronkelijke bepalingen aangebracht. Reeds in 1813 kwam er stagnatie in den nauwelijks aangevangen arbeid. De noodzakelijkheid echter, voor de grondbelasting en later voor de hypotheekregisters een vaste basis te scheppen, deed het werk in 1816 weer opvatten. Met het beheer en toezicht over de kadastrale werkzaamheden in de provinciën werden belast de directeuren der directe belastingen, van 1 Januari 1823 af directeuren der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen geheeten.” (bron Groninger Archieven).

Op de door hem gekochte kavel bouwde Gerrit Arends Arends ’t Veloatje. Hij had er goed over nagedacht, een huisje dicht bij het vallaat, zodat de bewoner dat vallaat kon bedienen en hij de sluisgelden kon verwerven. Het oostelijke gedeelte (de huidige woonkamer) werd de keuken en slaapverblijf met twee bedstedes en een diepe kast, het westelijke gedeelte werd een café annex herberg met een tweetal mogelijk drie bedstedes. Het achterste (zuidelijke) gedeelte van het huidige pand was er nog niet.
De voordeur was (uiteraard) aan de kant van het kanaal, want zo kon men vanaf het kanaal en de weg makkelijk het café of herberg binnen en kon de vallaatsmeester makkelijk naar het vallaat toe om dat te bedienen. Omdat de voordeur nog aan de kant van het kanaal zat toen de straatbenaming en –nummering in 1943 werd ingevoerd kreeg ’t Veloatje een huisnummer aan de van Swinderenweg.

Toen Gerrit Arends Arends 11 jaar was schreef hij in een schriftje de verhalen (vertelseltjes) van de vrouw van Wybo Wybrands, die toen Trijntje Soldaats werd genoemd. Zij was vermoedelijk begin 1800 regelmatig in het gezin Arends aanwezig om allerlei werkzaamheden te verrichten, zoals kleding verstellen. Aangenomen wordt, dat het om Trijntje Alberts uit Ezinge gaat, die een Duitse soldaat was getrouwd. De verhalen van Trijntje Soldaats zijn bij menig Ezinger bekend.

Gerrit Arends Arends werd geboren in 1793 als zoon van de Ezinger winkelier Arend Gerrit Arends en zijn vrouw Geertruit Cornelis Cleveringa.
Op 24 december 1814 treed hij in het huwelijk met Wietske Hindriks Smit(h), de 24-jarige dochter van landbouwer Hindrik Mennes Smit(h) en zijn vrouw Eltie Gerrits.
Naast familie waren bij dit huwelijk ook de 25-jarige schoolonderwijzer Johannes Aljes Enuma en de 52-jarige veldwachter Jan Jans Medendorp getuige.

Het echtpaar Arends heeft te maken met veel kindersterfte, zoals in die tijd wel vaker voorkwam:

Op de akten werd zijn beroep vanaf 1816 al omschreven als “koopman”, hij is dan 22 jaar. Vanaf 1860 werd hij als landbouwer omschreven.

Toen zijn vrouw op 18 juni 1863 kwam te overlijden werden zijn bezittingen verdeeld over hem en hun kinderen. Op dat moment bezat hij meer dan 80 onroerende goederen en landerijen en heeft hij tientallen hypotheken en leningen verstrekt. Via deze boedelscheiding kwam Gerrit Arends Arends opnieuw in bezit van ’t Veloatje.

Gerrit Arends Arends had zich dus behoorlijk opgewerkt, van de winkel van zijn vader tot notabele van Ezinge. Uiteindelijk werd hij in 1850 zelfs burgemeester van Ezinge als opvolger van Frans Douwes Franssen. Zijn ambtsperiode duurde tot 1853.


Gerrit Arends Arends (archief gemeente Winsum)
de grafsteen op de openbare begraafplaats in Ezinge (inmiddels fraai opgeknapt)

Gerrit Arends Arends overleed op 2 juli 1876 op 82-jarige leeftijd in Ezinge.