Historie van de Oldijk - Ezinge

Voor 1602 - 1605 meier Sijbolt Barnies

Zoals beschreven in de vorige episode waren Oldijk 8 en Oldijk 10 in bezit van Eppe Menckema en zijn vrouw Anna en kwamen deze boerderijen na het overlijden van vader Evert in bezit van de kleindochters Willemke en Sijttie Menckema.
Willemke Menckema was getrouwd met de luitenant Eijlardt van Schaer en Sijttie met Hendrick Benedictus.
Sijttie Menckema en Hendrick Benedictus kregen rond 1585 een zoon, Govert (Coerts) Menkema. Hendrick Benedictus overleed rond 1599 zoals bleek uit een vermelding de Hoge Justitie Kamer, waarin op 19 februari 1600 werd gesproken van “Sijtke Menckema der wedwen van sal Henrich Benedictus”.

Nadat Willemke (Willemtien) was overleden (tussen 1595 en 1602) verkocht haar man luitenant Eijlardt van Schaer hun deel van Oldijk 8 in een openbare verkoping, die plaats vond op 27 januari 1602. Koper werd Johan Cloot, getrouwd met Itie Joris.
Interessant is ook dat hierin de meier werd vermeld, Sijbolt Barnies:

Stadtholder unde hoefftmannen etc willen verkoepen des E manhaften Eijlardt van Schaer Lieutenant und zal: Willemke Menckema zijner gewesene huiszfrouwen hoeren halven heerdt landes toe Eesinge waervan die geheele heerdt omtent 28 graszen groet sijnde bij Sijbolt Barnies als meijer gebruickett wordt, daervan ijder gras mit sijnen heerlicheiden, gerechticheiden unde toebehoer up 20 embder gulden gesettet ijs
Und alsoe Johan Cloet een unde twijntich Embder gulden voer ijder gras landes geboeden hefft und die kersz darup wthgegaen ijs soe is hie koeper darvan geworden HJK 1353, p. 145, Den 27 Januarij anno 1602

Deze verkoop kwam niet uit de lucht vallen. Vermoedelijk verkeerde Eijlardt van Schaer in financiële problemen, wat blijkt uit deze vermelding:

In sachen des Erbaren hopmannes Gerrijth Jorijsz tegens den ock Erbaren Eijlardt van Schaer unde consorten Evert van Hardeweer questios unde scheelafftich wesende wegen seckere geclagte subreptitie unde achterrugs erlangte executie unde anslach ... HJK 839, Fol. 54, Saturni den 25 Martij anno 1598

Gert Schansker legde voor mij deze vermelding als volgt uit:
Gerrit Joris zal schuldeiser geweest zijn en maakte zijn debiteuren het leven zuur. Die hebben de zaak blijkbaar nog een paar jaar weten te rekken, maar uiteindelijk waren ze toch de klos.

Al eerder, op 15 augustus 1597 kocht Cornelijs Gerrijts toe Sutma “bij brandende kaarsen” Oldijk 10 met 56 grazen (zie verder bij Oldijk 10). Nadat Johan Cloot de helft van Oldijk 8 had gekocht ontstond er een “kwestie” over vierdehalf gras (3 ½ gras) en achtste deel met deze buurman van Oldijk 10. Dit stuk land werd geclaimd door de eigenaren van Oldijk 8, maar Cornelijs Gerrijts vond dat het bij hem hoorde en hij kreeg gelijk van de rechter:

Inder scheelinge Cornelijs Gerrijts toe Sutma tegens Gerrijth Jorijs unde Johan Cloot, questieus om vierdehalf graeszen landes. Dewelcke der cleger sustinerde toe behoeren onder seckere grastalen van sesz und vijfftich graszen ende achtendel und x roeden des herdes tho Esingha, Sutma genoemt, bij der kerszen wthgang anno 1597 den 15 Augusti van hem gekofft unde ten vollen betaelt vermoge sijnen koepbreeffs etc. Waerentegens die beclageden allegerden, den 27 Januarij 1602 die helffe van een heerdt ock toe Esinghe liggende omtrent acht und twijntich graeszen groeth sijnde, bij der kerszen wthgangh gekoft tho hebben. Under diewelcke die questiose veerdehalff graeszen solden behoeren etc die heren etc partijen beijdersijdts ingebrachte bewijs geseen, geexamineert unde erwoegen hebbende verclaren rechts wegen de questiose iiij graeszen, totten heerdt Sutma bij Cornelijs Gerrijts gekofft tho behoeren, unde in die grasztalen, bij hem betaelt mede gegrepen toe sijn, sall derwegen diesolve hebben tot genieten (HJK 840, Fol. 269v, Veneris den 17 Decembris 1602)

In deze vermelding liet Johan Cloot kennelijk ook zijn zwager Gerrijth Jorijs opnemen, die geld te goed had van de verkoper (zie eerder). Kennelijk kocht Johan Cloot de helft van Oldijk 8 om zijn zwager te helpen de vordering op de verkoper luitenant Eilardt van Schaer te kunnen innen.

Johan Cloo(d)t was in 1598 getrouwd met Idtien (Itien, Itijen) Joris. Johan overleed voor 1614.

Het andere deel van Oldijk 8 was dus in bezit van Sijttie Menckema, die getrouwd was met Hendrick Benedictus. Uit een vermelding van 1605 blijkt, dat meier Sibolt Barnies toen is overleden en Sijttie Menckema en Johan Cloot (echtgenoot van Itien Joris) beiden de erven aanspreken:

HJK 841, Fol. 41, Saterdach den 19 Januarij [1605] Der Erentr Wemele d'Mepsche alias Berum tegens Lulleke Hillens to Esinge Frouwen Sijttie Menckema und Johan Gerrits Cloett in Guldenstrate tegens die Erffge van Sa: Sibolt Barnies to Esinge bij Suttum

Zoals eerder gemeld hadden Sijttie Menckema en Hendrick Benedictus een zoon, Govert (Coerts) Menkema, die wellicht rond 1585 was geboren. Hij trouwde rond 1612 met de predikantsdochter Hille Henrici en vervolgens rond 1619 met Heiltien Jansen. Govert Coerts Menkema had kennelijk (een deel van) Oldijk 10 geërfd van zijn ouders, want bij de verdeling van de erfenis van Govert zelf in 1634 kwam de helft van Oldijk 10 in bezit van Lucas Grawerts, die vermoedelijk was getrouwd met een zus van Sijttie Menckema.

  • Volgende periode