Historie van de Oldijk - Ezinge

Deel 27 “De Spaanse griep”

De zomer van 1918 was voorbij; wij hadden weer twee weken vakantie gehad en Ko en ik hadden ons best gedaan met aren lezen. Nu begon het ons geducht te vervelen, vooral omdat de buurkinderen alle dagen speelden en genoten van de vrijheid. Wij moesten ’s morgens al om acht uur beginnen en wij “werkten ”tot zes uur, gezond was het wel. Maar toen we de laatste vrijdag van de vakantie naar oom en tante mochten op Aalsum, was dat een grootse beloning voor al ons ploeteren.
’t Was een prachtige augustusdag. We liepen door de landen, kwamen langs ons geboortehuis, door Oldehove naar Aalsum; ik had mijn grote schoenen aan, dat was wat anders dan die klompen waarin ik tot nu toe gelopen had.
Oom, tante en grootmoe verwachtten ons en oom liet ons alle heerlijkheden zien die wij die dag mochten opeten. Er waren nog rode en witte aalbessen, kruisbessen, grote meelperen, appels in soorten en pruimen.
Dat was luilekkerland met een hoofdletter. We waren de zonnebrand op de klompen nu gauw te boven. Tante had een pan chocola voor ons klaar en we werden volgestopt met ongekende hoog gewaardeerde lekkernijen.
Die dag was te gauw voorbij en laat in de stille avond kwamen we weer thuis. We zongen de lof op oom, tante en grootmoe, die een mandje pruimen meegegeven had.
Vader las ’s avonds het nieuws uit de krant en wij hoorden van de loopgravenoorlog, die nu al vanaf 1914 werd gevoerd van Bazel tot Dixmuiden. Wij hoorden van generaal Foch, van Hindenburg en van de revolutie in Rusland.
Zo kwam 11 november 1918, de wapenstilstand werd getekend in een bos in Frankrijk: “op 11 november om elf uur vielen de laatste schoten”. Toen was er weer vrede. Bijna 10.000.000 mensen waren omgekomen door deze oorlog.


Rotterdamsch Nieuwsblad van 12 november 1918 (Delpher)

En in november al, ging de influenza of de Spaanse griep heersen, een geheimzinnige ziekte die overal kwam; later zei een dokter “het was longpest”, maar toen de ziekte optrad, eerst in Spanje en later in heel Europa, praatte men over de Spaanse griep.
De dokters stonden machteloos en overal in de wereld kwam deze ziekte, alleen op Sint Helena, het verbanningsoord van Napoleon heerste de ziekte niet. Later becijferde men het aantal doden, slachtoffers op 20.000.000.
Vooral jonge mensen van 20 tot 35 jaar stierven; het begon met koude rillingen, dan kwam de koorts tot 40 graden en als er longontsteking bij kwam was het bijna altijd dodelijk.
In Amsterdam en Groningen werden de scholen gesloten, wij gingen gewoon naar school en in mijn klas (klas 5) was op een keer de helft thuis.
Op een zaterdagmorgen kwam Hielko Rozema bij ons om de bestelling op te halen; hij was veel stiller dan anders en maakte helemaal geen grapjes tegen ons. Moeder vroeg hem: “Scheelt er wat aan Hielko?” “’k Voel me niks lekker, ik ga maar gauw naar huis”. Toen reed Hielko, met mij op de bagagedrager, van de dijk naar de weg, daar liet hij me afstappen.
“Morgen zal ik wel niet in de kerk komen, Bertje. Ik ga straks gauw onder de wol”.
Dat was ons laatste gesprek. Hielko, die vriend van me, die ik al wel zes jaar kende, die altijd wat leuks tegen ons zei. Hielko van de notarisappels van Sint Martinus; in de kerk zagen we hem altijd zitten. Hij zwaaide altijd tegen mij, ook als hij voorbij de school fietste en wij op het plein speelden.
Die zondag was hij niet in de kerk, de volgende dinsdag stierf hij en op zaterdag, een week na het bezoek, werd hij begraven op ’t kerkhof van Saaksum.
Hielko was 23 of 24 jaar, hij was één van die jonge mensen die toen bij tientallen stierven.


De Standaard van 16 augustus 1918 (Delpher)

Wat maakte dit sterven een diepe indruk op ons; dat jonge, blozende gezicht met die franke, lachende ogen zou ik nooit weerzien; toen de klok van Saaksum luidde wist ik, dat Hielko werd begraven; de volgende zondag werd in de kerk zijn naam afgelezen.
Moeder praatte er met ons over toen we die zaterdagnamiddag zo stil waren.
Moeder zei: “Hielko is nu bij de HERE in de hemel, hij was nog heel jong, maar nu is hij gelukkiger dan hier op aarde”.
“Gelukkig”, dacht ik. “Hielko is nu blijer dan anders, want hij is nu bij de Here Jezus”.

(Nederlands Dagblad: Gereformeerd gezinsblad van 30 november 1981)

Noot: waarschijnlijk bedoelde Geert Rientje Rozema, die op 3 december 1918 op 23 jarige leeftijd in Saaksum overleed.

  • Volgende periode