Historie van de Oldijk - Ezinge

Ca.1579 - 1590 Peter Cornelys meier, Obel Lueng(h)e en Grete eigenaars

Uit een aantal uitspraken van de HJK valt af te leiden, dat Obel Luenge en zijn vrouw Grete rond 1577 in bezit zijn gekomen van Oldijk 5. In ieder geval leenden zij in 1577 geld, maar dat kan natuurlijk ook ergens anders voor zijn geweest: Die wile het blijcket vuijt dato des hantschrijfts tusschen Johan van Beilen als voermont mijt zijne voegeden over zal: Hindrick Knoekenhouwers naegelaeten kindt ende Obele Luijnghe ende zijn huijsfren in dato 1577 den 27 octobris opgerichtet die daer inne geroerte penningen wal beloeft zijn gewest, zal derhalven Johan Timmerman als argenaeme van het vorschr kindt, die zelve obligatie tot sick nemen, omme den inholt van dien zoe voele daer noch an rechts mach, van Obele Luinghe ende zijn huijsfren debitoren vorderen ende maenen (HJK 54, Fol. 367v, Den xiij-en Octobris 1583)

Waarschijnlijk kochten zij het van Cornelys Jacobz en is het land nog in handen van een of meer landeigenaren.

Op de zijlschotlijst van 1579 van het Aduarderzijl komt vervolgens Peter Cornelys voor met 39 grazen land. Hier gaat het alleen om het land aan de oostkant van de Oldijk, wat dus aan zijlschot van het Aduarderzijl onderhevig is. Op dezelfde schotlijst komt Obel Luinga voor met 37 grazen land. Kennelijk had hij nog een boerderij, waar hij zelf op boerde. Zoals valt te lezen in de vorige episode was Oldijk 5 nu (voor een deel) van Egbert Alberda.
En dan verschijnt de naamgever van Oldijk 5 Obele Luinghe in 1581 ten tonele. Obel Luenghe en Grete, zijn vrouw verkochten op 4 april 1581 een rente uit hun heerd Oldijk 5, die dan ‘Luenge heerdt’ te Ezinge wordt genoemd:


Groninger Archieven toegang 136

Omdat het plaatje moeilijk te lezen is hierbij de volledige tekst, omdat dit de oorsprong is van de naam van Oldijk 5: “Wy Obel Luenghe ende Grethe myn echte huysfrouwe bekennen ende betugen myt desen openen versegelden breve voer ons ende onsen arffgenamen dat wy hebben vercoft upgedragen ende overgegeven Hinrico Galinga Hinrick syn huysfrouwe ende horen arffgenamen acht Embder gulden ende veerthijn groninger stuvers jaerlicker renten tot dartich groninger stuvers elcken Embder gulden ende tot ses placken elcken groninger stuver gerekent jaerlix ende alle jaren onverjaert up sunte agnete to betalen, ofte vry schadeloes gelt myt botbreven ende allen rechten geestlick ende warlick in to mogen manen ende boren wt onsen heerdt landes Luenge heerdt genoempt gelegen to Esynge daer wy selves plegen up to wonen ende voert wt ende over alle ende idere onder beyder andere replicke ende onreplicke guederen hoe ende waer de gelegen mogen wesen de wy nu hebben ofte naemaels verkrygenmogen nergens gene giederen wtgenome, vry ende quyt arfflicken de vorschr acht embder gulden ende veerthyn groninger stuvers jaerlicker renten myt horen principael hovetsumma wt de vorschr onderpanden to leveren ende to waren voer alle ansprake, voer ene summa van penningen de welcke wy Obel Luenge ende Grethe vorschr bekennen dat ons vul ende all is betaelt, myt beschede dat wy ofte onsen arffgenamen mogen (: ofte wanneer ons de losse een halff jaer to voren upgesecht wort solen :) dese vorschr jaerlixe renthen tot allen tyden up Sunte Agnete weder aff vry ende quyt kopen myt hondert ende een ende twintich Embder gulden vorschr payments ende mitter vuller renten sonder argelist, in oerkunde deser waerheit hebben wy elck onse name myt onse egen handen hier ondergetekent ende hebben gebeden den Erbaren Roleff Wigbolts desen breeff over ons to versegelen dat welcke ick Roleff Wigbolts umme bede Obele Luenge ende Grethe sijn huysfrouwe alsoe gedaen ende hebbe tot vestenisse deser waerheit mijn segell witlicken an desen breeff gehangen, Ghegeven int jaer onses heren dusent vyffhondert een unde tachtentich den vierden dach aprilis Onderstond: Obel Luenghe mijn handt – Grete Luenghe mij hant” (HJK 1625 4 april1581)

In 1581 ( het jaar van de slag bij Noordhorn tussen de Staatsen en de Spaanse veldheer Verdugo (Friesland was in Staatse handen, de stad Groningen was weer Spaans bezit geworden na het “verraad van Rennenberg)), verkopen Obel Luinghe en Grete dus een rente uit de Luenghe heerd aan Henrico Galinga en Hinrick en in 1582 aan Luitje Abbringe en Talle. Dat is wel opvallend, vind Redmer Alma, omdat het in beide gevallen volgens hem om Gorechters gaat (Haren en omgeving): “Sixtus Wyfringk amptman amptman inder tydt des Gherichtes van Zelwart bekenne ende betuge myt desen openen breve dat voer my is gecomen Obell Luenge myt Grete syn echte huysfrouwe, ende bekanden voer hoer end horen arffge dat sye hebben vercoft upge: dragen ende overgegeven Luthyen Abbringe Talle sijn huysfrouwe ende horen arffge soven Embder gulden jaerlicker renten tot dartich Groninger stuvers als nuw gangbaer sinnen ses placken voer den stuver gerekent ofte payment dat daer guet voer is elcken gulden gerekent jaerlix ende alle jaren onverjaert up Michaelis den negen unde twintichsten dach septembris to betalen ofte vrij schadeloes gelt mijt botbreven ende allen rechten geestlick ende warlick in to mogen manen ende boren wt sodane heerdt landes als Obele Luenge ende Grete vorschr hebben liggende to Esynge den sye selves plegen to gebruken ende voert wt ende over alle hoer beyder anderen replicke ende onreplicke guederen landen ende husingen hoe ende waer de gelegen mogen wesen binnen ende buten Groningen nergens gene guederen wtgenomen ende sye nu rede hebben ofte naemaels verkrygen mogen van allen gene guederen wtgenomen vry ende myt arfflicken de vorschr soven Embder gulden jaerlicker renten myt horen principael hovetsumma wt de vorschr onder panden to leveren ende to waren vor alle ansprake, voer ene summe van pennyngen als naemptlick hondert Embder gulden voer geschreven payments dewelcke Obele ende Grete vorschr bekanden dat hoer vul lende all is … betaelt, des is bescheijden dat Obele ende Grete vorschr ofte horen arffge: mogen (: ofte wanner hem de afflosse een halff jaer to voren op gesecht wort solen :) dese vorschr soven Embder gulden jaerlicker renten tot allen tyden up Michaelis weder aff, vry ende quyt kopen myt hondert Embder gulden voergeschreven payments ende mitter vuller renten, sonder argelist, dat dat oerkund ick Sixtus Wyfringk amptman voorgemelt myt myn seghul witlicken beneden an desen breeff gehangen, ghegeven int jaer onser heren dusent vyffhondert twe ende tachtentich den negen unde twintichsten dach septembris“ (HJK 1626 29 september 1582)

Deze rentes worden in 1601 en 1602 afgelost, de eerste rente in 1601 aan Assuerus Hoenricks.

In 1588 was Obel Luenge grietman (rechtstoel) en had kennelijk met de karspellieden (een soort burgers) een vergadering gehouden in de herberg van Johan Jullens. De alcohol zal rijkelijk gevloeid hebben en de rekening zal gepeperd geweest zijn. Onderstaande uitspraak van de HJK gaat over de betaling van de rekening en hoe die georganiseerd werd: “Lieute: end hooftmannen etc kennen rechts wegen, dat Obel Luenge, greetman mit de karspeluden van Esinge, in achtervolch een sentencie den j octobris jongest ergangen end de schrifftlicke voergebrachte rekenschop, alsulcke middel end ommeslach vinden sullen, daer mede Johan Jullens de weert sijne verteerde kosten bij ommeslach op den grastalen to weten dat het karspel angaet sonst anders elck het sijne, binnen j maent naestkomende uth handen den schatborer betaelt end nemants boven sijn quota end egen schulden beswaert worden oft men sal den unwilli¬gen daervoer executeren, des sullen de karspelluden van dese en dergelijcke sware teringen end andere beraemde schattingen, daeromme versocht sijnde, stedes geholden wesen, daer van desen gerichte schriftlicke rekenschop te doen ten ende hetselve karspel, boven behoer, reden end billickheijt mit sulcke end dergelijcke verteringen, lasten end kosten neet beswaert worden” (HJK 56, Fol. 67v, op den xiiij decembris 1588).

Obel Luinge overleed waarschijnlijk begin 1589, want in een uitspraak van 23 februari 1589 van de HJK is sprake van de weduwe van Obel Luenge: Lieutenant end Hooftmannen etc consenteren der weduen van za: Obel Luenge, up mede bewil ¬gonge van Lambert Storck end enige horen andere creditoren, tot horen hartelick versoeck end op hoer overgegeven requeste de tijt bes op meij naestkomende, mits dat de supplianten nu midde¬lertijt hoer goderen neet verslepen end veralieneren sall end in middelertijt sullen alle renteners end creditoren so alhijr, als oeck tho lantrechte mit alle rechts proceduren end executien contente¬ren end opholden. (HJK 56, Fol. 89v, 23 februarij 1589)

Er is veel gedoe over de afhandeling van de verkoop van Obele zijn boerderij, want hij had kennelijk nogal wat schulden her en der. In onderstaande uitspraak besloot de HJK, dat degene die Obele’s boerderij ging kopen, de kooppenningen moest afgeven aan de Kamer, zodat daaruit eerst mevrouw Urzula Kanters en andere crediteuren konden worden betaald: “Lieutenant end Hooftmannen etc kennen rechts wegen, dat de koper van zal. Obele Luengen husinge end goderen, het eerste termijn der selver husinge end goderen alhijr in rechts handen brengen sal en daermede mit een betalinge vrij sijn bess tot verschininge de andere termijn, mits dat men alstan tusschen Urzula Kanters de wedue als rentenersche, end der andere creditoren van der preferentie vorklaren sall, des sal men alhijr we oeck tho lantrechte mit alle wijdere rechts pretenderen settingen end executien stilstaen end op den vorschr eersten end volgende terminen de vorclaringe der preferentien vorwachten. (HJK 56, Fol. 115v, 12 maij 1589)”.

In de volgende uitspraken valt nog meer te lezen over de financiële afwikkeling van Obele zijn schulden: “Lieutenant end Hooftmannen etc casseren der greetluden van Esinge settinge, so se tot verzoeck Menne Luerts oft anderen wegens de wedue van za: Obele Huenge, contrarie en tegens der heren ordinancie unrechtelick gedaen hebben, mits dat oeck deselve greetluden Menno Luerts end anderen hoer setgelt daetlick weder restitueren sullen”.(HJK 56, Fol.126v, 15 junij 1589)

“Lieutenant end Hooftmannen etc kennen rechts wegen, dat men voer eerst Ursula Kanters de wedue van za: Evert Asskendorp, uth kraft horen oldesten rentebrieff in dato 1566 uthen koep¬schatte van za: Obele Luenge in rechts handen gelechte penningen over tellen end daerna, Johan Vrijlinck de reste anbetalinge van 500 embder gl: so hem na luede een hantschrift end schriftlicke rekenschop in dato 1582 van za: Obel Luenge, sijn gewesene voermondt, tho kompt overgelevert end uth de volgende terminen betaelt worden, unvermindert Ursula Canters op hoer mandaet van 20 gl: end daerop versochte settinge, end anderen in gelijcke sake staende in hoer recht daer na in de volgende terminen”.(HJK 56, Fol. 140, 8 julij 1589)

Daarna werd de boerderij in 1590 verkocht aan Peter Dercks uit Garnwerd: “Lieute: end hooft etc kennen rechts wegen dat Peter Dercks to Garnuwart als koper van za: Obele Luenge end sijn huesfr husinge end goderen sijne underhebbende end verschijnende terminen alhijr tot den genen daer to gerechtiget daetlick in rechtshanden brengen sal oft sal tegens hem op het mandaet van xx gl gl mitter execution voertvaren worden”. (HJK 56, Fol. 210, op den xxij martij 1590)