Historie van de Oldijk - Ezinge

1754 - 1777 familie Jacob Willems en Trijn(t)je Ever(t)s

Jacob (Jakob) Willems en Trijntje Ever(t)s traden op 23 februari 1754 in Oldehove in het huwelijk. Jacob was op 20 januari 1726 geboren in Ezinge, zoon van Willem Jans en Marije Harkes.
Eerder was al op 19 februari 1754 een notariële huwelijksakte opgesteld. Daarin staat als getuige A.C.B. Buirwijma als moeder van Trijntje Everts. Haar moeder bleek Anna Christina Berents te zijn, vandaar die “A.C.B.”. De toevoeging “Buirwijma” heeft waarschijnlijk te maken met de Duitse afkomst van de moeder van Trijntje. Toen die in 1734 in Oldehove trouwde met Evert Harms (de vader van Trijntje Everts) werd bij haar vermeld ” van Lienen uit het graafschap Tekelenborgh”. Tekelenborgh (Tecklenburg) was een graafschap onder Osnabrück, waar Lienen deel van uitmaakte, net als Ibenbüren. De toevoeging achter de naam van Anna Christina wordt ook wel Buir Wijma geschreven.
Mogelijk heeft e.e.a. te maken met haar afkomst uit Iberbüren. De verleiding was groot om de concluderen dat de circulerende naam “Bijmaheert” van Oldijk 6 (zie inleiding) van deze moeder van Trijntje Everts is afgeleid, maar dat is wel een heel grote, niet onderbouwde aanname…”.

Op Oldijk 6 kregen Jacob Willems en Trijntje Everts een vijftal kinderen:

Bij de “Verklaringe door de Landgebruikers van Esinge en Hardeweer na voorgaande kerke kondinge op 1 april 1755 in ’t Regthuis van Esinge gedaen, enz.” (zie ook Oldijk 2), was dit de opgaaf van Jacob zijn land:

Hij gebruikte dus 58 grazen land, eigendom van Overste Lohman, waarvan 19 grazen aan de andere kant van de Oldijk lagen. Dat land waterde uit via de Saaxumerzijl en daar hoefde dus geen Ezinger zijlschot voor te worden betaald.

De adellijke grondbezitters
De genoemde verpachter en dus eigenaar was overste Johan Lohman, geboren 19 juli 1701 in Groningen, zoon van Hendrik Lohman en Elisebetha Tammen. Hij was getrouwd met Etta Margaretha Bottenius, die in 1729 overleed. Lohman hertrouwde daarna in 1733 met Ida Elisabeth Bothenius. Eén van hun vijf kinderen, tevens oudste kind, dochter Elizabeth Catharina Lohman (geb. 17 mei 1735) trouwde in 1761 met Pompejus de Valcke (geb. 11 september 1736), die later Raadsheer van Groningen werd. Deze dochter Elizabeth Catharina Lohman erfde Oldijk 6 na het overlijden van haar vader in 1786 (haar moeder was in 1756 overleden). Zie ook episode 1777-1802.

Incident
In de maand juni van 1770 ging het mis in het huis van Jacob Willems en zijn vrouw. Ze kregen bonje in de melkenkamer. Dit was de beschuldiging tegen Jacob jegens zijn vrouw Trijntje: “geweldadiger wijze aan te tasten en mishandelen, zoo dat dezelve luidkeels heeft geschreeuwt en gekermt”. Buurvrouw Renske Fockes (vrouw van Jochum Gerrits) van Oldijk 5 werd als getuige opgeroepen. Ook Fennigjen Derks, de vrouw van Jacob Jans (vermoedelijk Oldijk 8) diende als getuige te verschijnen. Naast nog een aantal andere getuigen werd ook de “dienstmaagd” van Jacob Willems, Geeske Jacobs voor het gerecht gehoord. De eis voor Jacob was een boete van 2 mark (daalder). Hij werd uiteindelijk veroordeeld tot 4 mark en de kosten van de rechtsgang.

Jacob Willems overleed vóór 1777, het echtpaar had op dat moment nog vier minderjarige kinderen. Omdat Trijn(t)je Ever(t)s wilde gaan trouwen met haar nieuwe liefde, Derk Cornellis, wilde ze het kindsdeel van haar kinderen afkopen om zo met hem eigenaar te worden van Oldijk 6. Om dat te realiseren verzocht ze de rechter op 11 november 1777 een drietal “voormonden” aan te wijzen voor haar vier kinderen: Harke Willems, Jan Berents en Tjerk Heijkes. Op de extra rechtdag van 27 november 1777 werd eerst de nalatenschap van Jacob Willems vastgesteld:
“bestaande in een Binhuis, Middelhuis en een Vriessche Schuir, hoven en geboomte, steen vermuirt en onvermuirt staande en gelegen onder Esing op de Olde Dijk met beklemming van ses en sestig grasen lant met het heele winterzaat en balkholt en schutten en wringen en mistposten voor een somma van 3000 gls”. Daarna komt er een opsomming van het “binnenhuisgoed”.
Omdat het leuk is om te zien, wat ze allemaal toen op de boerderij hadden, hieronder de complete opgave:

Hiermee was dan de erfenis van de overleden Jacob Willems vastgesteld en kon de weduwe het kindsdeel van de kinderen afkopen. Omdat er sprake is van vier minderjarige kinderen mag worden verondersteld, dat de eerstgenoemde Willem (13 oktober 1754) al vóór 1757 was overleden.

Al in het voorjaar van 1777 verkocht de weduwe 7 grazen”pastorie”-land aan Gerrit Jans en Ida Luirts van Oldijk 8. Jacob Willems had deze twee percelen, die aan de zuidkant van de boerderij lagen, in 1760 verworven. Er werd wel bedongen, dat “de vonder dat tusschen gemelte beide stukken inleggende, door verkopers en koperen of deszelve regt hebbende, ten allen tijden mandelig worden onderhouden”.

In datzelfde jaar 1777 ging Trijntje in ondertrouw met Derk Cornellis, waar ze later op 20-12-1777 in Hoogkerk mee trouwde. De vier kinderen droegen hun erfdeel van Oldijk 6 op 27 november 1777 aan Trijntje over, zodat ze vanaf die datum samen met haar nieuwe echtgenoot Derk Cornellis de hele boerderij in eigendom had.