1597 – 1616 meier Johan Jansen, eigenaar Cornelijs Gerrijts en Welmoet Wirtz
In 1596 deden de gezusters Menckema Oldijk 10 in de verkoop en daar meldde zich o.a. Cornelijs Gerrijts voor.
Cornelis Gerritz (Cornelijs Gerrijts, Cornelijs Gerritz enz.) kwam uit Hoorn (Nood-Holland) en dat is best bijzonder voor die tijd. Daarom werd ook hier en daar achter zijn naam de toevoeging “Hollander” gebruikt.
Zij hadden in ieder geval een zoon, Jan Cornelis, die we later terug zien als zijn ouders zijn overleden en hij in 1618 met andere erfgenamen op de veiling Oldijk 10 probeerde te kopen.
Meier Johan Jansen was er waarschijnlijk al eerder dan 1597. Van deze meier heb ik geen persoonlijke gegevens kunnen vinden.
Uit de onderstaande vermelding van de Hoge Justitie Kamer blijkt, dat Cornelijs Gerrijts, die dan nog in Hoorn woont, in 1596 Oldijk 10 al wilde kopen. Cornelijs Gerrijts had toen een zakenvertegenwoordiger, Kempo Adriani. De echtgenoten van de zussen Willemke Menckema, luitenant Eilardts van Schaer, en Sijttie Menckema, Hinrich Benedictus, claimen op 1 december 1596 de eerste termijn van de koopschat, zijnde 800 Carolie guldens.
In sachen Hinrich Benedictus unde Eilardts van Schaer tegens Kempo Adriani als vulmacht wegen Cornelijs Gerrijts toe Hooren versuekende vuldat van seckeren eersten termin van 800 carls gulden bedragende koepschatz eenes verkofften herdt landes. Kennen die heren hoefftmannen etc rechts wegen dat die clegeren geholden sollen wesen den beclegeden sodane verwiszinge vor vrij leveringe und waringe toe doen daermit der koeper toefreden sij unde dan alsdan die koppenningen van hem erlegt sollen worden.
HJK 838, Fol. 370v, Mercurij den 1 Decemb: Anno 1596
Deze verkoop ging echter niet door, omdat Cornelijs Gerrijts uiteindelijk pas op 15 augustus 1597 Suttumaheerd kocht.
Gert Schansker legt uit:
“Ik denk dat Suttema goed laat zien dat een private verkoop eind 16e eeuw niet gemakkelijk was vanwege alle schulden van de verkopers. De landerijen zullen begin 1596 aan Cornelis verkocht zijn, maar die verkoop ketste af omdat de verkopers de vrije levering niet konden garanderen. Vervolgens volgde in 1597 een executie verkoop. Dat had het voordeel dat de koper niet aangesproken kon worden door de schuldeisers van de verkoper.
Ik weet dus niet wat de relevante verkoopdatum is. De intentie was er begin 1596, maar de officiele verkoop vond pas plaats in de zomer van 1597.”
Cornelijs Gerrijts kocht op 15 augustus 1597 “bij brandende kaarsen” Oldijk 10 met 56 grazen. De eerste bieding was op 3 mei 1597. Uit die vermelding blijkt dat toen Johan Jansen de meier was. Daarom ook leuk om deze vermelding weer te geven:
Stadtholder unde hofftmannen van wegen hoeger Overheitt ende herlicheitt derselver willen vercoepen Willemken unde Sijtke Menckema gesusteren als respectiven husfrouwen van Eijlart van Schaer unde Hinderich Benedictus heertt landes thoe Eezinge omtrent 56 grasen groet sinde Suttema genoempt denwelken Johan Jansen placht tho gebruiken, wanden dan vor een ider gras landes van dien nae wthwisinge des geswoeren landtmeter mett (andell daeraff zinde) mit zijnen herlicheiden gerechticheiden unde thoebehoer 57 emder gl geboeden isz tho geven mitz datt die heminge unde ock dar toe behoerende steen mede inde grasztallen …lten sollen bliven, unde die koeper den meijerman zine darup staende unde getimmerde behuisinge nae landtrechte sal moten betalen
Hindrick Sibels 58 voer Cornelijs Gerritz
Unde alsoe vorschr Hindrch Sibels wegen Cornelijs Gerriths het vorschreven laeste bott van 58 Embder gulden gedaen unde de kerse daer up uthgegaen is so is he koeper gebleven
HJK 1353, p. 56, Den 3de Maij Anno 1597
Het lijkt er op, dat Cornelijs Gerrijts en zijn vrouw Welmoet Wirtz dan op Oldijk 10 gingen wonen en de meier ernaast, bijv. in het schathuis (zie ook episode “1540 - 1560 Eppe Menckema en Anna tho Nansum. Vanaf 1553 meier Wibbe Cornelys”).
Al snel na de koop meldde ene Anna Seckema zich die nog een vordering op Oldijk 10 had openstaan:
HJK 838, Fol. 505, Saturni den 3 septembris anno 1597
In sachen Henrici Reneman wegen Anna Seckema tegens Cornelijs Gerrijtz Hollander up Zuttema herdt toe Eszinghe als ankoeper deszolvigen herdes nae vermeldt eener wthspracke van hem Cornelijs offte wth het koepschat gedachten sines angekofften herdes vuldath unde betalinge versoeckende toe genieten, absolveren ...
Uitleg:
Henricus Reneman was advocaat en zaakgelastigde, zoon van Harmannus Reneman, pastoor te Westeremden en trouwe aanhanger van de familie van Euwsum. Anna Seeckema heeft hem dus ingehuurd om te procederen tegen Cornelis. Anna wil geld van Cornelis maar de hoofdmannen vinden blijkbaar dat ze daar geen recht op heeft en absolveren/bevrijden Cornelis van de claim.
Ook in september 1598 is Cornelijs Gerrijts nog nalatig in betalen van de koopschuld:
In sachen des Erb Eijlardt van Schaer unde Henrich Benedictus tegens Cornelijs Gerrijts up Suttema schelafftich om die costen unde hunderste penninck des koepschats van diesolve heerdt landes ...
HJK 839, Fol. 127v, Saturni den 16 septembris Anno 1598
Kennelijk hadden Sijtke Menckema en Eijlardt van Schaer nog niet alle gekochte landerijen geleverd, zoals uit deze vermelding blijkt. Het ging om een stuk land, wat Oldijk 8 in gebruik had:
In sachen Cornelijs Gerrijts up Suttema tegens Sijtke Menckema und Eijlerdt van Schaer versoeckende leverantie van landen als hie Cornelis gekofft und betaelet hefft stellen die heren etc die sache den tijdt van achte dagen up bemelte Sijtke Menckema voer gerichte gedane anneminge om die landt nijes meten toe laten
HJK 840, Fol. 181v, Saturni den 1 Maij 1602
De gedaagden waren het daar niet mee eens en eisten een landmeting. Het ging om land, dat grensde aan Oldijk 8, wat Sijtke Menckema en Eijlardt van Schaer hadden verkocht aan Johan Cloot.
In sachen Cornelijs Gerrijts up Suttema tegens den Erbaren Eijlart van Schaer luitenant questios om nije landtmetinge der verkoffte landen van frouw Sijtke Menckema unde gemelte Eijlardt van Schaer accorderen unde erstaden die heeren hoefftmannen den partijen die gedachte nije metinge der landen soe dem landtmeter van hem Eijlardt van Schaer und hoer frouw Menckema om toe meten angewesen soelen worden und dat tot dersolven onkosten
HJK 840, Fol. 197, Saturni de 5 Junij 1602
Het probleem was ontstaan nadat Johan Cloot in januari 1602 de helft van Oldijk 8 had gekocht, waarna de “kwestie” over vierdehalf gras (3 ½ gras) en achtste deel ontstond met Cornelijs Gerrijts van Oldijk 10. Dit stuk land werd geclaimd door de eigenaren van Oldijk 8, maar Cornelijs Gerrijts vond dat het bij hem hoorde.
De strijd ging verder:
In sachen Cornelijs Gerrijts up Suttema sich beclagende over Gerrijth Jorijss unde Johan Cloet in gulden straete geturberet tho werden inde possessie van ongefher iiij grassen landes thoe Esinghe van hem actore mede gekofft und betaelet sijnde....
HJK 840, Fol. 225, Veneris den 1 octob: 1602
Uiteindelijk kreeg Cornelijs Gerrijts gelijk van de rechtbank:
Inder scheelinge Cornelijs Gerrijts toe Sutma tegens Gerrijth Jorijs unde Johan Cloot, questieus om vierdehalf graeszen landes. Dewelcke der cleger sustinerde toe behoeren onder seckere grastalen van sesz und vijfftich graszen ende achtendel und x roeden des herdes tho Esingha, Sutma genoemt, bij der kerszen wthgang anno 1597 den 15 Augusti van hem gekofft unde ten vollen betaelt vermoge sijnen koepbreeffs etc. Waerentegens die beclageden allegerden, den 27 Januarij 1602 die helffe van een heerdt ock toe Esinghe liggende omtrent acht und twijntich graeszen groeth sijnde, bij der kerszen wthgangh gekoft tho hebben. Under diewelcke die questiose veerdehalff graeszen solden behoeren etc die heren etc partijen beijdersijdts ingebrachte bewijs geseen, geexamineert unde erwoegen hebbende verclaren rechts wegen de questiose iiij graeszen, totten heerdt Sutma bij Cornelijs Gerrijts gekofft tho behoeren, unde in die grasztalen, bij hem betaelt mede gegrepen toe sijn, sall derwegen diesolve hebben tot genieten
(HJK 840, Fol. 269v, Veneris den 17 Decembris 1602)
Cornelis Gerrijtz had kennelijk geld geleend d.m.v. een obligatie van Pieter Jansen uit Alkmaar, die die schuld ingelost wilde zien. Het is waarschijnlijk, dat Cornelis deze Pieter kende uit zijn “Hollandse” tijd. Het was nogal een stukje reizen, dus liet Pieter Jansen zich vertegenwoordigen door Arent Schedam, een stad Groninger. Hieronder een aantal vermeldingen, die daar over gaan. Daaruit blijkt, dat Cornelis problemen had om de obligatie af te lossen:
Die hh hoefftmannen differeren die vorklaringe der schelinge tuschen den Erb Arent Schedam vulm van Pieter Jansen Impt unde Cornelis Gerrijtz up Suttema darvor Johan Meiners intervenierde gereq bet up nasten rechtdage: den gerequirerde ordonnierende die tuschen den Erb Hildebrant Hopper als vulm unde Pieter Jansen vorschr upgerichtede huircerter ...HJK 848, Fol. 256, Saturni den 4 Decemb 1613
In saken des Erb Arent Schedam volm van Peter Janszen versoeckende van Cornelis Gerritz up Sutma (: Johan Meiners intervenierende :) betalinge van sekere angenomene schulde ...
HJK 848, Fol. 359, Saterdach den 18 Decemb [1613]
HJK 848, Fol. 416, Saturni den 12 mart 1614
Die hh hoefftmannen differeren die vorklaringe der schelinge tuschen den Erb Arent Schedam vulm van Pieter Jansen Hollander Impt unde Johan Meinertz intervenierende voer Cornelis Gerrijtz tho Suttum gereq sehende voer goet ...
HJK 848, Fol. 427, Saturni den 19 mart 1614
Die hh hoefftmannen committeren unde requireren drem RHusman secr tuschen Pieter Jansen van Alkmar unde Cornelis Gerrijtz up Suttum (Johan Meiners intervenierende :) umme parthien tho vorstaen ...
HJK 848, Fol. 542, Saturni den 1 octob 1614
Op 14 oktober 1616 overleed Welmoet Wyerts en drie weken later haar man Cornelijs Gerrits op 5 november 1616, waarschijnlijk beiden op Oldijk 10.
Ze werden samen begraven in de kerk van Ezinge.
“ANNO 1616 DEN 6 NOVEMBER IS DEN H CORNELIS GERRITZEN IN DEN HEEREN GERVST”
en
“ANNO 1616 DEN 14 OCTOBER IS DE DOECHSAME WELMOET WYERTS IN DEN HEEREN GERVST”
grafsteen van Cornelijs Gerrits en zijn vrou Welmoet Wyerts in de Ezinger kerk (Ed Wilschut)